Financiële ratio’s

ratio’s

Een organisatie wil financieel gezond zijn, zodat de continuïteit van de bedrijfsvoering gewaarborgd is. Daarnaast zijn ook vaak kredietverstrekkers, waaronder de banken die bepaalde voorwaarden opnemen in de financieringsovereenkomst met de ondernemers. In de praktijk betekent dit dat er met drie belangrijke ratio’s wordt gewerkt. Deze ratio’s worden berekend op basis van de winst- en verliesrekening. Een ander woord voor ratio is een kengetal. Er wordt nu uitgelegd op welke wijze het kengetallen berekenen in zijn werk gaat en op welke wijze de formules toegepast moeten worden.

Liquiditeit

De liquiditeit van een organisatie geeft aan of een organisatie in staat is haar kortlopende verplichtingen te kunnen voldoen. De liquiditeit wordt berekend op basis van de informatie op de balans. Dit betekent dat het een momentopname is en in feite nog niet heel veel zegt over de financiële toestand van de organisatie.

Er kunnen twee soorten liquiditeit berekend worden. De current ratio en de quick ratio.

Het verschil tussen de quick ratio en de current ratio is de balanspost “voorraden” of “onderhanden projecten”. Bij de quick ratio wordt de voorraad niet in de berekening meegenomen. De reden dat voor sommige organisaties een quick ratio wordt berekend is dat de voorraad dan een lage omloopsnelheid heeft. Er is een hoge waarde van de voorraad dat altijd in de winkel (of op voorraad) is. Een goed voorbeeld is een juwelier.

De waarde van de voorraad van een juwelier is erg hoog en er ligt altijd veel voorraad in de vitrines. Het is dan ook niet logisch om een berekening te maken die veronderstelt dat met deze voorraad kortlopende schulden af te lossen.

De formule van de quick ratio:

Quick ratio = (Vlottende activa -/- voorraad) / kort vreemd vermogen

De formule van de current ratio

Current ratio = Vlottende activa  / kort vreemd vermogen

Bij de current ratio is wel rekening gehouden met de voorraad en dat deze waarde ingezet kan worden om korte termijn schulden af te lossen.

Solvabiliteit

De liquiditeit zegt iets over de korte termijn. De solvabiliteit geeft aan of een organisatie alle verplichtingen kan nakomen, zowel de korte als de lange verplichting. Dit betekent dus de langlopende schulden en de kortlopende schulden (zoals crediteuren).

De solvabiliteit is een belangrijke ratio, aangezien dit ook een indicatie geeft omtrent de financiële gezondheid van een organisatie. Een bank of kredietverstrekker vereist vaak ook een bepaalde solvabiliteitsratio. Als deze norm niet behaald wordt kan een bank een schuld per direct opeisen.

De solvabiliteit kan op verschillende manieren berekend worden. Eén van de formules is als volgt:

Solvabiliteit = totaal vermogen / vreemd vermogen

Rentabiliteit

De rentabiliteit is belangrijk, omdat veel bedrijven bestaan om winst te maken. De rentabiliteit is een verhoudingsgetal die aangeeft hoeveel procent winst er behaald is op basis van het eigen vermogen, vreemd vermogen of het totaal vermogen. Er zijn dus drie manieren (en drie formules) om de rentabiliteit te berekenen.

De rentabiliteit is ook belangrijk als er met projecten gewerkt wordt. Een ondernemer kan per project de rentabiliteit berekenen die behaald gaat worden over het geïnvesteerde vermogen. Op deze wijze wordt er relatief eenvoudig een eerste indruk verkregen van de winst per project over een bepaalde periode.

Wat van belang is bij het berekenen van de rentabiliteit is dat er ook rekening gehouden wordt met de tijdswaarde van geld. Duizend euro vandaag is meer waard dan duizend euro over 5 jaar. Dat is logisch, want als je geld vandaag beschikbaar hebt, kun je dit direct investeren en “rendement” behalen. De tijdswaarde van geld noemt men met een Engelse term “time value of money” (TVM). Als er per project een rentabiliteit berekend wordt, zou het dus van belang zijn om de winsten over een bepaalde periode (meerdere jaren) terug te rekenen naar de dag van vandaag. Dit gebeurt op basis van de toekomstige kasstromen en noemt men “netto contante waarde”.

Formules rentabiliteit

Zoals hiervoor beschreven zijn er drie manieren om de rentabiliteit te berekenen.

  • Rentabiliteit eigen vermogen (REV)
  • Rentabiliteit totaal vermogen (RTV)
  • Rentabiliteit vreemd vermogen (RVV)

REV = nettowinst / gemiddeld eigen vermogen

RTV = nettowinst / gemiddeld totaal vermogen

RVV = nettowinst / gemiddeld vreemd vermogen

Hefboomeffect

De reden dat er met drie verschillende formules de rentabiliteit berekend wordt is dat een ondernemer zowel eigen geld (eigen vermogen) in een bedrijf brengt en ook geld leent van een bank (vreemd vermogen). Met deze beide “financieringsvormen” is het de intentie om er winst mee te maken. Laten we zeggen 10% rendement op beide financieringsvormen.

De ondernemer heeft € 1.000,- eigen geld en € 1.000,- van de bank geleend.

€ 1.000,- + € 1.000,- = € 2.000,-

€ 2.000 * 10% = € 200,- winst.

MAAR

De bank wil ook nog rente voor de lening van € 1.000,-. Laten we zeggen 5%.

Dit betekent dat er nog € 1.000,- * 5% = € 50,- rente betaald moet worden.

De winst is dus niet € 200,- maar € 150,-.

De ondernemer heeft dus € 100,- verdiend met zijn eigen geld (=REV).

De ondernemer heeft dus € 50,- verdiend met het geleend geld (=RVV).

De ondernemer heeft totaal € 150, verdiend met beide vormen (=RTV).

Er is dus sprake van een positief hefboomeffect van €50,- (5% van het RVV). Had de ondernemer namelijk de bank lening niet genomen dan had deze winst niet gerealiseerd kunnen worden.